Mijn Internetschaakpartij ziet er veelbelovend uit. Ik speel tegen een sterke Australiër. Via een absurde aanval met vijf pionnen zet ik hem klem. Zijn koning en dame kunnen geen kant meer op. Ik constateer dat ik gewonnen sta. Mijn opponent is online en ik wacht gespannen zijn zet af. Mijn zoontje van zes zit naast me. Ik leg hem het spel uit. Hij babbelt vrolijk terug. Tegen zichzelf en tegen mij. Als ik weer aan zet ben, loop ik naar de keuken om iets te drinken te halen. Het is opeens verdacht stil in de kamer. Ik voorvoel een catastrofe en sprint terug naar de pc. Daar zie ik tot mijn afgrijzen dat mijn dame op de enige plek staat waar zij niet moet staan. Dag zekere overwinning. Dag punten. Mijn zoontje kijkt me stralend aan. “Ik heb de konegin gezet” zegt hij. Ik forceer een glimlach en aai hem over zijn bol. Het is tenslotte maar een spelletje.