De eigenaar van het hotel heet Kostas. Op 11 juli 2011 verandert zijn leven. Het is vlak na zonsopgang. Kostas maakt zijn dagelijkse ochtendwandeling op het strand van Larnaka. Vlak achter zich hoort hij een enorme, resonerende knal. Van de schrik valt hij voorover in het zand. Als hij opkijkt, ziet hij om zich heen een verlaten strand. Kostas begrijpt er niets van. Thuis zet hij de radio aan. Op het nieuws hoort hij van de explosie van een munitiedepot. Twintig kilometer verderop. Er zijn bijna honderd containers buskruit ontploft. De klap die Kostas kreeg was dus geen verbeelding. Door deze ramp is ook zijn vaderland en zijn cultuur ontploft. Het moest een keer gebeuren, vertelt hij me. Een eiland met toerisme als enige industrie, in tweeën gespleten, torenhoge prijzen, incompetente politici. Dat moest een keer fout gaan. En het komt niet meer goed. Kostas slikt en schenkt koffie voor me in. Met zijn vrije hand veegt hij over zijn gezicht. Hij denkt dat ik het niet zie.