Aan de lange tafels in het bierlokaal van de abdij zitten vooral bejaarde dames en heren. Het is zaterdag en grauw buiten. Binnen wordt zacht gefluisterd. Men haalt zelf zijn bestelling op aan de bar. Twee bleke meisjes tappen het bier met rustige vaardigheid. Zij kwijten zich gelaten van hun taak. Zwijgend wordt er afgerekend. Iedereen kent elkaar en woorden zijn overbodig. De Trappist wordt vervolgens in eerbiedige stilte gedronken. Opeens valt een groep mannen luidruchtig binnen. Nederlanders. Onmiskenbaar. Ze delibereren uitvoerig over de diverse soorten bier die worden getapt. De barmeisjes verstrakken even, maar blijven beleefd. De mannen maken hun keuze. De vers gevulde glazen bier stralen waardigheid uit. Daar kan een stelletje uitbundige Ollanders niets aan veranderen. Na vijf minuten zijn hun glazen leeg en is hun rumoer verstomd. De tweede ronde Trappist wordt zwijgend verwerkt. De barmeisjes wisselen een snelle blik met elkaar. Zo gaat het nou altijd.