zaterdag twee februari
was de wereld wit
te wit voor mijn ogen
na doorwaakte uren
toen de deurbel ging
om zeven uur twintig
moest ik wel even
slikken en gleed ik
bijna uit op de trap
de buurman wees me
een zwarte schaduw
die mooi afstak op de
vers gevallen sneeuw
de sneeuw die fel
brandde onder mijn
bange blote voeten
toen ik hem optilde
was hij koud en hij
spinde niet en zijn
ogen waren gesloten
later die dag vond ik
nog een halsbandje
maar dat belletje
kon ik niet vinden
onder al die
vers
gevallen
sneeuw